
Oro is geen statussymbool, het is een afspraak met jezelf: als we dit label op een wijn zetten, dan is dat omdat er iets in dat glas zit dat niet onder woorden te brengen is — of beter: iets dat we juist wíllen proberen te verwoorden en telkens net niet helemaal kunnen. Oro is het domein van kleine oplages, bijzondere percelen, oude stokken soms, jaargangen die net dat extra hebben. Maar vooral is het de plek waar precisie regeert: spanning zonder zenuwachtigheid, rijpheid zonder stroperigheid, houvast zonder hardheid.
Hoe smaakt Oro? Gelaagd. Je neemt een slok en er gebeurt veel, maar niet tegelijk. Eerst een helder signaal — fruit, kruid, florals, iets mineraals — en dan echo’s die nablijven. De afdronk is niet alleen lang; hij verandert terwijl hij gaat. Textuur is cruciaal: je voelt stilte én beweging, die zeldzame paradox van grote wijn. Het is alsof het glas ademt met je ademhaling mee.
Wanneer open je Oro? Niet dagelijks, al zouden we het best willen. Oro is voor momenten die je wil markeren: een mijlpaal, een hereniging, een stille overwinning. Of — en dat gebeurt — gewoon een dinsdag waarop je denkt: dit is nodig. Het punt is niet hoe bijzonder de gelegenheid lijkt, maar hoe bijzonder je ‘m maakt. Oro is een kader om zo’n moment te kleuren.
Selectie is hier streng. We zoeken eerst naar herkomst met volume: niet het volume van decibellen, maar van diepte. Proef je de bodem? Hoor je de wind? Voel je het jaar? Dan komt de balans in beeld: klopt de verhouding tussen zuren, fruit, tannine en hout zó dat je geen onderdelen kunt aanwijzen? Tenslotte het karakter: de reden dat je het glas blijft optillen. Oro-wijnen hebben altijd iets dat ons stil krijgt. Dat is zelden spektakel, vaker precisie.
Technisch zijn Oro-wijnen vaak kandidaten voor langere rijping. 7–15+ jaar is geen uitzondering, afhankelijk van regio en stijl. Karafferen mag, maar met beleid: deze wijnen hebben niks te bewijzen. Glaswerk met ruime kelk helpt; temperatuur rond 16–18 °C voor rood, 10–12 °C voor krachtig wit. Laat de wijn het tempo bepalen — Oro haat haast.
Wat Oro níet is: een trofeeënkast. We bouwen geen verzameling op om te laten zien wat we ‘kunnen krijgen’. Integendeel: Oro is klein gehouden. Sommige jaren komt er niets bij. Soms laten we een begeerde wijn staan omdat hij, hoe goed ook, niet ons verhaal vertelt. Dat is het voordeel van kiezen: je mag ook nee zeggen. Oro moet ons raken, en pas dán mag het bij jullie de kast in.
Waarom doen we dit onszelf aan? Omdat Oro ons eraan herinnert waarom we begonnen met selecteren. Het is de lijn die de lat hoog legt en ons dwingt te blijven proeven, reizen, twijfelen en besluiten. Het is ook de lijn waar je — eerlijk is eerlijk — af en toe vlinders van krijgt. Dat ene glas dat je de volgende ochtend nog proeft. Die stilte aan tafel waarin iedereen even naar het raam kijkt en niemand iets hoeft te zeggen.
En daarmee is de cirkel rond. Classico is de vrijheid van nu, Riserva de rust van straks, Oro het licht dat blijft hangen. Alle drie nodig, elk met een eigen rol. Als je ons vraagt hoe je moet kiezen, zeggen we: begin bij je moment. De rest volgt vanzelf. En mochten we erbij mogen zitten om mee te denken: we schuiven graag aan.